Peter ‘de Smurf’ Rubbens

Een stukje geschiedenis: merkwaardige figuren

Een club, zoals de onze, bestaat niet alleen uit merkwaardige periodes en voorvallen die hun stempel drukten op het bestaan van de club. Er waren ook merkwaardige figuren die een belangrijke rol gespeeld hebben, maar die om een of andere reden maar een bepaalde tijd gebleven zijn. Ja, waar we zelfs niet eens van weten of ze nog in leven zijn. Telkens zo iemand verdween, moest de club weer op krachten zien te komen. Zo belangrijk waren ze.

Een van die merkwaardige leden was Peter ‘de Smurf’ Rubbens. Dé gamer bij uitstek in onze club. Hij zou een belangrijke rol spelen in onze vereniging en al vlug opgenomen worden in het bestuur waar hij jarenlang deel van uitmaakte. Hij kwam vrij opvallend binnen als lid en verdween op een stormachtige manier. Slachtoffer van zijn karakter. Een hoogoplopende ruzie met mij, eindigde in mijn ontslag als voorzitter van de club. In de loop van de week die volgde, nam hij ook zijn ontslag. Misschien wel geschrokken wat hij veroorzaakt had. Net zoals ik nam hij ontslag als bestuurslid, maar niet als lid. De week daarop was ik weer op post, maar Peter hebben we nooit meer gezien. Ik in elk geval niet. Ik heb hem gemist, en doe dat nog.

Niet dat Peter zo’n aangenaam mens was in de omgang. Verre van. Toch hielden we van Peter. Hij was een echte computerfreak en nog meer was hij een supergamerfreak. Zijn belangstelling voor games stond nog een stage hoger die dan van onze voorzitter Dirk. En dat wil wat zeggen. Als speler stelde hij niet zoveel voor. Zeker niet wat de schietspelletjes betrof. Wat misschien wel lag aan het feit dat hij zijn muis… omgekeerd gebruikte. Waar we hem dikwijls mee op zijn paard zetten, maar waar hij niet om gaf. Hij was er van overtuigd dat gamen met een omgekeerde muis, beter was. En dat bleef zo, al zou de wereldkampioen van de gamers hem verteld hebben dat het andersom moest. Want zo was Peter: zijn mening, was de beste, en daar bleef het bij. Zo hebben we nog meegemaakt dat we voor een of ander voorstel moesten stemmen en hij als enige tegenstemde. Zijn commentaar daarop was dan: ‘Jullie hebben wel de meerderheid, maar ik blijf er bij dat ik gelijk heb.”

Over computerspellen en firma’s die deze games maakten, wist hij alles. Ooit heeft hij zelf met een aantal gamers van onze club een bezoek gebracht aan een Vlaamse firma die zich gespecialiseerd had in het maken van computerspelletjes. Verder was hij gek op alle gadgets over computerspellen die uitkwamen. Heel dikwijls liet hij hele dure gadgets uit Amerika overkomen om ze dan op een feest van onz club als prijzen weg te schenken. Op die feesten, gamerstornooien of opendeurdagen was hij een echte mecenas.

Elke week had ‘de Smurf’ ook altijd de nieuwste spelletjes in zijn bezit. En die kwamen niet van softwarepiraten noch waren ze van het internet geplukt. Elk spel betaalde Peter, die voor de BSA (Business Software Alliance) wel kon doorgaan als een echte heilige, want Peter was echt kwaad op andere clubleden die in het bezit waren van illegale software. Dat liet hij ook soms luid blijken, want soms wel tot situaties leidde waarbij sommige mensen (jongeren) die niet over de financiële mogelijkheden van celibatair Peter beschikten, om elke week de nieuwste gamessoftware aan te schaffen. Op de opendeurdagen van de club kon Peter dan moeiteloos een grote stand opzetten met al die mooie dozen waarin de spelletjes verpakt waren geweest. Op de Gamers Zondagen had hij ook altijd een grote doos mee met tientallen gekochte spelletjes waar de andere deelnemers met blinkende ogen en een droge mond naar keken.

Peter ‘de Smurf’ Rubbens, was ook de uitvinder en bezieler van de befaamde Gamers Zondagen die regelmatig om de maand doorgingen bij de club, maar dat is een ander verhaal. Toen één van de Gamers Zondagen niet konden doorgaan wegens verbouwingswerken in de vergaderzaal, leidde dit tot hoogoplopende ruzie met de voorzitter en eindigde met het ontslag van mij als voorzitter. Blijkbaar geschrokken, nam hij ook ontslag als bestuurslid. Maar ondanks hij zorgde voor een van de zwaarste crisissen in de club, vind ik het nog altijd spijtig dat ‘de Smurf’ toen verdwenen is.

Ouwe Leon

De BSA-fluisteraar

Een stukje geschiedenis van Format C

In de zes maanden die we inactief waren, omdat we Computerclub Nieuw Gent hadden opgedoekt, hadden we tijd genoeg om na te gaan hoe de Business Software Alliance ons als verdacht was gaan beschouwen. Op de brief waarin we beticht werden van strafbare feiten, stond een telefoonadres waar we terecht konden voor inlichtingen. De maandagmorgen, om 9 uur (we hadden de brief de zaterdag ontvangen) belden we op.

Blijkbaar hadden we direct de juiste persoon te pakken, want er hoefde niet één keer overgeschakeld te worden. De man aan de lijn bij de BSA, was heel beleefd en gaf de indruk goed op de hoogte te zijn van de zaak. Tenzij hij dagelijks dergelijke telefoontjes kreeg en daar telkens een standaard antwoord op gaf.

Ja, bevestigde hij, er was een lid van de club betrapt bij het verkopen van illegale software en die cd’s zouden in de club gemaakt zijn. Hij kon mij daar geen verdere details over geven. Op wat er verder zou gebeuren, kon hij mij geen antwoord geven. Nietszeggende antwoorden, blijkbaar met de bedoeling ons in het ongewisse te houden en ons een tijdje met de schrik op het lijf te laten rondlopen. In afwachting van een mogelijke financiële aderlating.

Het clublid dat mij de brief (zonder briefomslag) gebracht had, beweerde later dat hij vernomen had dat een van onze jonge gamers op school cd’s had verkocht aan een medeleerling wiens vader… bij de BSA werkte. Een ongelooflijk verhaal. Hij beweerde nooit een briefomslag te hebben gezien en de lokaalhouders zelf hadden geen weet van een brief die aan de club gericht was. We hebben dus nooit geweten of de brief wel ooit in ons lokaal aangekomen is, of op een ander adres.

De brief was echt, de man met wie ik gesproken had aan de telefoon was echt, alleen het verhaal was niet echt en klopte langs geen kanten. Voor ons was het duidelijk (in ieder geval voor mij): iemand had ons beticht bij de BSA, die maar al te graag open staat voor verklikkers. En ze zelfs (bij een grote buit) financieel beloont. Dat er een clublid illegale software aan de man/vrouw had willen brengen, kon misschien wel kloppen, maar niet dat de software gemaakt was in de club.

Alleen begrepen we niet waarom een clublid zo iets gedaan had. Wilde hij daarmee de club treffen? Of iemand uit het bestuur? Het was ons een raadsel. We hadden er geen idee van dat er misschien mistevredenen in de club waren en van ruzie’s onder leden wisten we niets af. We hebben dus nooit echt geweten wie ons dat aangedaan heeft, al hadden we wel sterke vermoedens.

Zoeken naar de dader bracht ons in feite niet verder. Leidde ons alleen maar af van ons doel: een nieuwe club in opbouw. Hij had ons echter wel geleerd dat we voorzichtiger moesten zijn bij het aanwerven van leden.

Ondertussen gingen de maanden voorbij en naderde de dag dat we een nieuwe start zouden nemen. Uit het adressenbestand van onze clubleden kozen we er met heel veel zorg een 20 tal uit. Maar dat is dan weer een ander verhaal.

Ouwe Leon

Bebo (1)

Een memorabel figuur

Bebo heeft niets met de club te maken gehad, maar wel met twee leden van het clubbestuur: mijzelf en Willy. Verder heeft waarschijnlijk niemand anders uit de club ooit Bebo ontmoet of ooit iets van hem gekocht. Een memorabel figuur. Echt iemand uit de oertijd van de computer. Al is het amper anderhalf decennia geleden waarover ik het heb. Zo vindt je ze niet meer en dat zal Willy wel beamen. Maar over wie heb ik het nu eigenlijk?

Bebo is een figuur zoals er waarschijnlijk geen meer bestaan in de huidige computermaatschappij. Een tien, vijftiental jaren terug waren die zo’n beetje de ruggengraat van de ‘computerprutsers’, de mannen die zelf graag aan hun pc werkten: de hardwarefreaks. Ik heb me daar ook heel even aan bezondigd, maar wel op een ongebruikelijke manier. Ik bouwde me niet zelf een computer, maar kocht er een en haalde die uit elkaar om vertrouwd te geraken met de onderdelen en het gevoel in handen te krijgen hoe het allemaal in elkaar paste. Het was geen nieuwe merkcomputer en Aldi en Lidl verkochten toen nog geen pc’s tussen het fruit en de zeeppoeder. Het was een computer van Bebo. Maar nu loop ik een beetje vooruit op het verhaal.

Lang geleden, vooraleer ik in onze club verzeilde, was ik lid van het OVCC (Oost-Vlaams Computer Center) waar ik voor het eerst hoorde van Bebo. Een man (geen winkel) waar men van alles kon krijgen, van toetsenborden en muizen, tot geheugen en processors en dat aan sterk gereduceerde prijzen. Zoals Bebo waren er toen nog, maar ze waren moeilijk te vinden, behalve op computerbeurzen, maar daar betaalde men (officieel) meestal een flink stuk meer voor dezelfde dingen omdat daar te veel controle was. Bebo kon men wel ook thuis treffen en onder vrienden werd dat adres heel voorzichtig en met mondjesmaat doorgegeven. Erg geheimzinnig dus.

En geheimzinnig was het wel want toen ik voor de eerste keer in Sleidinge op zoek trok naar Bebo, was het alsof ik in een griezelfilm was beland en een bezoek bracht aan een kasteel waar Dr. Frankenstein zich thuis zou gevoeld hebben.

Ik overdrijf nu wel een beetje met de woorden kasteel en Frankenstein, maar het begon al griezelig toen ik de woonst van Bebo niet vond. Het huisnummer dat ik gekregen had, bestond niet. Ik vond het nummer 27 en 31, maar 29 was niet te vinden. Extra-moeilijk was wel dat de straat heel erg lang was en de huizen zowat 50 tot 100 meter van elkaar stonden. Op de duur zakte de moed mij in de schoenen om ooit de woonst van Bebo te vinden. Tot wanneer ik het geluk mij gunstig was en ik een postbode in het vizier kreeg.

Postbodes waren in die tijd nog mensen die een sociale functie hadden, gaande van het bezorgen van pensioenen en postzegels, tot af en toe nuttigen van een potje koffie (al dan niet opgepept met een cognacske of een jenevertje) en een gezellige babbel over het weer en… de buurt. Die mensen wisten dus iedereen wonen, ook Bebo.

Bleek dat nr.29 en de woonst van Bebo wel bestond, maar in een minuscuul klein straatje stond, dat te klein was om een naam te krijgen. Echt klein want het was zeker niet langer dan 100 meter. Ik reed dat straatje dus in, wilde de hofstee oprijden toen ik zowat van schrik verstijfde. Het was die dag warm en ik had het raam naast mij volledig opengedraaid, toen een enorme Bouvier vanuit de struiken op mij toesprong.

Eén seconde later besefte ik dat ik nog leefde en zelfs geen schrammetje had opgelopen. Ik had niet gezien dat tussen de struiken ijzeren staven stonden en de hond dus niet aan mij kon. In feite waren het ook geen struiken, maar een groot, vervuild en door struiken overwoekerd hondenkot, vol met hondenpoep en met een grommende enorm behaarde hond. Later vertelde Bebo mij, dat hij, als het donker werd, de hond los liet lopen. Wat mij meteen overtuigde om bij voorkeur op klaarlichte dag Bebo te bezoeken.

Maar goed, ik had dan Bebo nog altijd niet gezien en met opgedreven hartslag reed ik de hofstee op die bestond uit een reusachtige hangaar met achteraan, rechts tegen de hangaar aangeleund, een huis.

Ik belde aan, maar er kwam geen reactie. Ik keek even opzij van het huis en zag dat achteraan een deur wagenwijd open stond en radiomuziek hoorbaar was. Ik waagde mij dus achteraan, voorzichtig uitkijkende of er eventueel ook nog Bouviers vrij rondliepen en zag een vrouw aan de strijktafel staan. Ze zag mij, wenkte mij vriendelijk binnen en vroeg wat ik wou? Ik zei dat ik op zoek was naar Bebo en kreeg als antwoord: ‘Dat hij aan het werk was in zijn atelier en dat ze hem wel eens zou gaan roepen.” Wat ze ook deed en even later kwam Bebo binnen.

Dedju, het regent nu niet meer en ik moet daarvan gebruik maken om met de hond (geen Bouvier) te gaan wandelen. Straks schrijf ik wel verder. 🙂

Ouwe Leon

SOS Service Computerclub

Een stukje geschiedenis van Format C

Op de 2de dag van Het Scheppingsverhaal kwamen we pas bij de eerste bijeenkomst echt in contact met de club en de clubleden (sic). En dat viel, wat mij betreft, wel een beetje tegen.

In het kleine zaaltje, dat zeker groot genoeg want het handvol mensen dat aanwezig was kon makkelijk vergaderen aan twee tegen elkaar geschoven tafels, viel mij al vlug op dat de club geleid werd door twee mensen: Philip Vereecke, de voorzitter en Emiel Schalck die zowat manusje van alles was. Vraag mij niet wie – buiten Willy en Dirk DVD – de andere leden waren. Ik herinner ze mij niet meer en ze waren ook van geen betekenis voor de club. Philip was wel opvallend een autoritaire baas. Al vlug zou het mij duidelijk worden waarom Philip zo autoritair optrad en waarom de club zo’n eigenaardige naam had: SOS Service Computerclub.

SOS Service Computerclub was geen computerclub zoals een andere, al heb ik achteraf geleerd dat er veel vormen zijn van computerclubs. SOS Service was letterlijk het doel van de “club”: hulp verlenen aan mensen die in nood waren met hun computer. BETALENDE HULP.

Het lidgeld dat we betaalden, 800 frank, was een soort verzekering in geval van pech met de pc. Een soort Touring Wegenhulp voor de computer. Philip was daar de uitvinder en de baas van en van medezeggenschap van bestuursleden was er geen sprake. Philip had ook de kas en wanneer er geld nodig was, moest dat aan hem gevraagd worden. Een bijeenkomst was dan ook een soort vergadering van het zogezegd ‘bestuur’ en niet van leden.

Dat kon natuurlijk niet blijven duren en het verzet groeide.

De spanning is nu te snijden in dit bloedstollend verhaal en.. ik moet nu boodschappen gaan doen 🙂

Ouwe Leon

Het scheppingsverhaal

Een stukje geschiedenis van C Format C

In den beginne (zo beginnen alle scheppingsverhalen) was er een klein computerclubje dat radeloos op zoek was naar een plaats waar het zich kon vestigen. Ze mochten overal maar even verblijven en moesten dan weer op zoek naar een ander verblijf. Als het ware een tocht door de woestijn.

Dank zij ene Emiel Schalck – die nog een belangrijke rol zou spelen in de geschiedenis van de club – belandden zij in de Kring Kristus Koning waar zij zich eindelijk konden vestigen. Eens wat op krachten gekomen van hun zwerftocht, bleek dat van de oorspronkelijke leden er nog maar een handvol was overgebleven. Er diende dus dringend wat ondernomen te worden om de getalsterkte wat aan te vullen en dat probeerde men door het organiseren van een opendeurdag.

Die opendeurdag zou heel belangrijk worden voor de verdere geschiedenis van de club, al zou die, door noodzaak gedwongen, nog enkele keren van naam veranderen. In ieder geval bracht die opendeurdag drie nieuwe leden aan die geschiedenis zouden schrijven in wat eens Computerclub Format C zou worden.

Eén van die drie was ikzelf, Ouwe Leon. Tijdens een wandeling met mijn hond (wandelingen met mijn hond zijn altijd heel belangrijk geweest voor mij) zag ik op een raam een affiche hangen die aandacht vroeg voor die bewuste opendeurdag. Ik was toen aangesloten bij het OVCC (Oost Vlaams Computer Center) maar een club dichter bij huis leek mij wel wat. Ook omdat ik bij het OVCC niet echt aan mijn trekken kwam.

De tweede van de drie was onze huidige schatbewaarder Willy De Keyser. Die had op het internet, op een voorloper wat eens e-mail zou worden, een bericht gevonden over de opendeurdag en ondanks hij niet in de buurt woonde, maar in Nevele, kwam hij op de bewuste opendeurdag af.

De derde persoon die zich lid zou laten maken, was Dirk Van den Driessche. Dus niet onze huidige voorzitter Dirk Van Nieuwerburg. Ik weet niet meer waar Dirk VDD een spoor gevonden had van de opendeurdag, want ook hij woonde niet in de buurt, maar in Gavere. In ons scheppingsverhaal kunnen we het misschien over de drie hebben als de 3 Koningen, want met uitzondering van Ouwe Leon kwamen ze van “heinde en ver”.

Geen van de drie besefte toen dat ze een grote rol zouden spelen in de clubgeschiedenis van Format C, vooral dan de eerste twee: Leon en Willy. Maar alle drie zijn ze nog altijd lid van de club en de oudst aangesloten clubleden.

Geen van de drie ontmoette een van de anderen op de opendeurdag, die doorging in het kleine zaaltje waar soms de KAV-vrouwen vergaderen, maar ze lieten zich wel alle drie lid maken van de club. Enkele dagen later ontving ik een telefoontje van Emiel Schalck, met wie ik gesproken had tijdens de opendeurdag, die mij vroeg: of ik tijd had om even bij hem te komen? Wat kon, omdat hij amper 500 meter van hem vandaan woonde. Toen ik bij hem kwam, bleek daar nog een persoon te zijn die hij uitgenodigd had, Willy De Keyser. Toen we de deur uitgingen waren we allebei bestuursleden geworden van S.O.S. Computerclub, zoals de club toen heette. Wat voor een functie Willy had weet ik niet meer (Willy kan ze me laten aanvullen), maar ikzelf was ‘Verantwoordelijke uitgever van het clubblad’ geworden.

Tot hier het eerste deel. De Bijbel is ook niet in één keer geschreven. 🙂

Ouwe Leon